De spagaat
van Dalí De relatie tussen de Maan, de Zon
en het Oordeel in de Dalí Tarot Ik heb Salvador Dali nooit serieus
genomen. Ik vond hem en zijn werk onecht. Ik zag hem als iemand die er alleen
op uit was om te shockeren. Zijn tarotspel gaf me een ander beeld. Het geeft
een toegang tot zijn werk en zijn persoon waardoor je ziet dat het Dali ernst
is met zijn kunst. Het laat zijn innerlijke conflicten zien, die hem een leven
lang verscheurd hebben. Dali is negen maanden en tien dagen
geboren na de dood van zijn oudere broer, die 21 maanden oud is geworden. Zijn
ouders gaven hem dezelfde naam: Salvador Dali. Dali is een vervangkind. Dit is
het thema van de Zon, de Maan en het Oordeel uit zijn tarot. ![]() Toch is deze kaart ook verschillend van de
Maan in andere tarots. Er loopt een rode stroom uit een borstachtige vaas. De
sky-line van Manhattan is te zien. Manhattan is een plaats van actie, van het
denken, van civilisatie en bewust-zijn. Maar dit Manhattan is onbereikbaar,
want er loopt geen pad naar toe. Op de Maan uit de meest klassieke tarot, die
van Rider Waite, loopt een pad van de poel naar de horizon. Het pad op de Maan van
Rider Waite geeft hoop. Er is een uitweg, een pad naar een plek waar het minder
onheilspellend is. De morgen zal komen als je het pad afloopt, je angst
doorleeft en overwint. Bij Dali mist die hoop. Bij hem is geen pad te zien. De
kijker wordt vastgehouden in een verradelijke poel met een bloedgevende vaas
erboven: in het irrationele, in de onderwereld, ver van het geciviliseerde
bestaan. De kaart van de Zon volgt in de tarot op
de Maan. In de Rider Waite tarot is op die kaart een stralende zon te zien
en zonnebloemen die zijn baan volgen. Een klein bloot kind berijdt een paard
met een rode overwinningsbanier in zijn hand. Op zijn hoofd draagt hij een hoed
met een enkele veer, als antenne gericht naar de zon. Met z’n armen wijd
begroet hij ons, de kijkers, en het leven. Op de Dalikaart van de Zon is de zon niet
te zien, alleen symbolen van de zon: een melancholieke leeuw en een rode ronde
bloem die omhooggehouden wordt door twee engeltjes. Ook staat er een jonge man.
Zijn benen zijn neergezet als de David van Michelangelo, maar dunner. De rode
overwinningsbanier zit verfrommeld om zijn lichaam heen gedraaid. Zijn gezicht
heeft geen gelaatstrekken als heeft hij geen identiteit en een kruk doorboort
zijn hand. Het zou een hulpstuk moeten zijn, maar zo heeft hij er niets aan.
Hij wendt zich met zijn lichaam naar rechts en met zijn hoofd naar rechtsonder,
net omgekeerd als de David van Michelangelo.
De jonge Dali op de Zonkaart wendt zich
dus naar de vorige kaart, de Maan. Waarom kijkt hij niet naar de andere kant,
zoals de sterke David van Michelangelo, op wie hij lijkt? Dan zou hij gericht
zijn op de volgende kaart in de tarot, die van het Oordeel. Deze kaart in de
tarot is het beeld van de opstanding der doden aan het eind der tijden.
Van alle doden, dus ook van zijn broer. Op het Oordeel lijkt de zon wèl te
schijnen. De kleur van de tombe is felgeel. Een kruk, die ongebruikt op de
tombe ligt, steekt zwart af bij het geel. Op het Oordeel staat in de Dali-tarot
een graftombe afgebeeld waar mensen uit omhoog rijzen. Een engel boven de tombe
wekt de doden uit het graf. Eén mannenfiguur komt duidelijk naar boven. Het
beeld op de kaart is gebaseerd op La Pieta van Bonascia, een schilderij waarop
Maria haar dode zoon Jezus vasthoudt. De suggestie is dat Maria haar zoon tot
leven wekt door hem met haar liefde vast te houden. Om de tombe heen zijn in grove, dikke
lijnen een mannen- en een vrouwengezicht te zien. De ouders van de eerste
Salvador staan als het ware om de tombe heen en wekken hem tot leven. Iedere
keer wanneer ze de naam Salvador Dali uitspreken brengen ze de oudere broer
terug. Ze wekken hem met hun liefde tot leven. Van Dali mag deze oudere broer
niet terugkomen. Zou zijn broer namelijk in leven zijn, dan was zijn eigen
bestaan niet nodig. Hij is verwekt omdat zijn broer stierf. Hij krijgt de taak
hem te vervangen en daarom kreeg hij dezelfde naam. Iedere keer als zijn ouders
zijn naam noemen denken ze aan zijn broer. Zijn angst is: ‘ze houden van mijn
broer en niet van mij’. Daarom draait hij zich niet naar het Oordeel. Dali kan de liefde van zijn ouders verwerven
door de taak op zich te nemen zijn broer te vervangen. Daarom is hij immers
verwekt en heeft hij dezelfde naam gekregen. Om zijn broer te kunnen vervangen
moet Dali weten wie zijn broer geweest is en hoe hij had kunnen zijn als hij
opgegroeid was. Daarom is het voor Dali noodzakelijk dat zijn broer op een of
andere manier blijft, al is het maar in de herinnering. Daartoe richt hij zich
tot de Maan, de vorige kaart. Hier zetelt het onbewuste, schoot van het leven
waarin niets verloren gaat, waar alle herinneringen bewaard blijven om ooit
omhoog te komen. Dat is de plek waar Dali in contact kan komen met zijn broer
en via zijn broer met zijn ouders. Met welke broer komt hij daar in aanraking?
Met een spookbeeld, een ronddwalende geest waar geen grip op te krijgen is. Ook
dat past bij de Maan, want de Maan is ook een kaart van weerspiegeling,
droombeelden, angsten en illusies. Wie hij vervangen moet weet hij hierdoor
niet. Het vervangen van zijn broer is dus gedoemd te mislukken en zo blijft ook
de liefde van zijn ouders onzeker. Op de Maan kijkt zijn vader streng op hem
neer in het beeld van de maan. Zijn moeder schenkt hem het schijnbloed van zijn
dode broer uit de borstachtige vaas. Dali is gevangen in een spagaat. Hij moet
zijn broer in leven houden om hem te kunnen vervangen. Maar als hij hem in
leven houdt staat zijn eigen identiteit op het spel. Want wie is hij zelf, als
hij alleen zijn dode broer mag vervangen. Hij zou zo graag ook zichzelf willen
zijn als een bloot mensenkind onder de zon met een eigen identiteit, wapperend
met een rode banier. Maar als hij zijn broer niet in leven houdt voldoet hij
niet aan de opdracht die zijn ouders hem bij zijn verwekking meegaven. Dan
verliest hij de enige kans op liefde van zijn ouders. Hij moet zijn broer in leven
houden. Dit conflict verscheurt hem. Daarom staat Dali zo krachteloos, fragiel
en zonder gezicht op de Zon, machteloos zwaaiend met een kruk. Hij is gevangen
in een navelstreng die de fiere banier van zijn identiteit zou moeten zijn. Hij
moet zich richten op de spiegelende, verraderlijke poel op de Maankaart om te
weten wie zijn broer was opdat hij de liefde van zijn ouders verwerft. Hij
kijkt en vraagt: “Hoe was die broer nou? Mijn ouders vonden hem zo lief, maar
hoe was hij nou? Als ik dat nou maar weet, dan vinden ze mij ook lief”. Hij
wordt vastgehouden door een onheilspellende angst voor een spookbroer die niet
leeft en ook niet leven mag, maar die ook niet helemaal dood mag zijn, omdat
Dali aan hem zijn identiteit moet ontlenen. Een weg eruit is er niet. Berthe van Soest Verschenen
in: Tarot Magazine nr Literatuur: |